Instrukcje sadzenia cebulek, bulw i kłączy
- Controleer direct na ontvangst of de producten gezond en stevig zijn. Onze bloembollen, knollen wortelstokken komen direct van de kweker en worden eventueel tijdelijk opgeslagen in klimaat gestuurde magazijnen. Bloembollen zijn een natuurproduct en soms kan er schimmel op de bol verschijnen tijdens bijvoorbeeld het transport. Oppervlakkig schimmel kan geen kwaad, de bol is sterk genoeg om prachtig te bloeien.
- Bewaar de bloembollen koel, droog en donker (tussen 12–17 °C).
- Let op: bewaar ze nooit in de koelkast of in afgesloten plastic zakken.
- Zorg voor ventilatie: bloembollen moeten kunnen ademen.
- Plant ze zo snel mogelijk na ontvangst voor het beste resultaat.
Voorjaarsbloeiers
Bijvoorbeeld: tulpen, narcissen, krokussen en hyacinten
- Planttijd: september t/m december
- Bloei: voorjaar (februari t/m mei)
- Voorjaarbloeiers plant je in de herfst, ze hebben een koude periode onder de grond nodig (vernalisatie) om te kunnen bloeien.
- Plant bij voorkeur vóór de eerste nachtvorst, zodat ze goed kunnen wortelen.
Zomerbloeiers
Bijvoorbeeld: dahlia’s, gladiolen, begonia’s en lelies
- Planttijd: na de laatste nachtvorst, meestal in april of mei
- Bloei: vanaf juni tot in de nazomer
- Wacht tot de bodemtemperatuur minimaal 13 °C is
- Veel zomerbloeiers zoals en gladiolen en dahlia’s zijn niet winterhard en moeten elk voorjaar opnieuw geplant worden
Tip: Zomerbloeiers kun je voortrekken door ze binnen, of op een vorstvrije plek, voor te kweken in potten. Nadat de kans op vorst verkeken is kun je de zomerbloeiers uit planten in je tuin of border.
- Bloembollen: plant met de punt omhoog en de wortels naar beneden. Mocht de bloembol onverhoopt iets schuiner staan dan is dat geen probleem, de bloembol groeit naar het licht en de groeipunt zal vanzelf de weg naar boven vinden.
- Knollen (zoals dahlia’s en begonia’s): vlak onder het oppervlak. Begonia’s plant je het liefst iets schuin, zodat er geen water in de holte blijft staan.
- Wortelstokken (zoals pioenen en Agapanthus): plant de wortelstokken met de knoppen (groeipunten) naar boven. Als een wortelstokken lange wortels heeft, dan kunnen deze wortels horizontaal liggen.
- Uitzonderingen: Fritillaria’s hebben een opening in de bol die gevoelig is voor rot. Plant deze bij voorkeur op hun zij, eventueel met wat zand onderin het plantgat voor drainage. Ranonkels en Anemonen hebben vrij harde knollen, leg deze knolletjes eerst een paar uur in het water voordat je ze gaat planten.
Gebruik een schepje of bollenplanter, dek goed af met aarde en geef indien nodig water.
Een handige vuistregel voor het planten van bloembollen:
- Plantdiepte = 3 × de hoogte van de bol
- Plantafstand = 3 × de breedte van de bol
Voorbeeld: Een tulpenbol van 5 cm plant je 15 cm diep en 15 cm uit elkaar.
Voor knollen en wortelstokken is er geen vaste vuistregel, maar wél een aantal richtlijnen die je kunt aanhouden:
- Knollen (zoals dahlia’s, begonia’s en anemonen):
· Plant ze vlak onder het oppervlak, meestal zo’n 3 tot 5 cm diep
· Begonia’s kun je het beste iets schuin planten, zodat er geen water in de holte blijft staan
· Dahlia’s plant je met de stengel omhoog
· Anemonen laat je vooraf enkele uren weken in water voor een betere start
- Wortelstokken (zoals canna’s, convallaria en irissen):
- Plant ze meestal horizontaal, net onder of op de grond, afhankelijk van de soort
- Canna’s mogen iets dieper: 5 tot 10 cm diep
Zorg bij het planten altijd voor voldoende ruimte tussen de planten, zodat ze zich goed kunnen ontwikkelen en er voldoende luchtcirculatie is.
De hoeveelheid bloembollen per vierkante meter hangt af van het type en de gewenste dichtheid. Soorten zoals tulpen, narcissen en krokussen hebben vaak meer ruimte nodig om goed te groeien en bloeien. Muscari en Galanthus kunnen dichter op elkaar worden geplant. Richtlijn: plantafstand 6 tot 15 cm = 30 tot 90 bollen per m².
Tulpen
Afstand: 10–15 cm
Aantal per m²: 25–60
Narcissen
Afstand: 10–15 cm
Aantal per m²: 30–60
Krokussen
Afstand: 6–10 cm
Aantal per m²: 50–90
Muscari & Galanthus
Afstand: dichterbij
Aantal per m²: 60–100
Tip: Plant tulpen in groepen van minimaal 10 voor een krachtig effect!
Het exacte aantal bollen dat je nodig hebt hangt af van je smaak en hoe vol je de bloei wilt hebben. Experimenteer gerust en ontdek wat het beste werkt voor jouw tuin!
Een bolmaat is de omtrek van een bloembol, gemeten in centimeters. Deze maat geeft de grootte van de bol aan en wordt vaak gebruikt om de kwaliteit en bloei van de bloembol aan te duiden. De exacte maat kan iets variëren afhankelijk van het seizoen en de oogst, maar altijd binnen kwaliteitsnormen.
Bij BULBi leveren we zorgvuldig geselecteerde bloembollen van hoge kwaliteit.
Tulpen: 11 cm
Botanische tulpen: 6 cm
Hyacinten: 16 cm
Narcissen: 14 cm
Botanische narcissen: 10 cm
Krokussen: 7 cm
Botanische krokussen: 6 cm
Allium (extra groot): 20+ cm
Allium (grootbloemig): 16+ cm
Allium (kleinbloemig): 5/6 cm
Anemonen: 6 cm
Amaryllis: 28 cm
Eremurus: Maat 1
Freesia: 6 cm
Fritillaria: Maat 1
Galanthus: 5 cm
Hyacinthoides: 7 cm
Irissen: 8 cm
Lelies: 16+ cm
Muscari: 8 cm
Begonia: Maat 1
Canna: Maat 1
Crocosmia: 8 cm
Cyclamen: Maat 1
Dahlia: Maat 1
Eucomis: 14 cm
Gladiolen: 12+ cm
Hymenocallis: 14 cm
Ixia: 6 cm
Nerine: 14 cm
Oxalis: Maat 1
Ranunculus: Maat 1
Triteleia: 6 cm
Zantedeschia: 16 cm
- Geef zomerbollen direct water na het planten.
- Houd de grond vochtig, maar niet kletsnat. Zorg dat het overtollige water goed kan weglopen zodat de bollen, knollen en planten niet gaan rotten.
- Voorjaarsbloeiers hebben meestal genoeg aan regen.
- Extra bemesting is bij bloembollen meestal niet nodig, ze bevatten zelf voldoende voeding.
- Plant je bollen in potten? Zorg dat er en gat in de pot zodat water kan weglopen. Hydrokorrels of potscherven op de bodem, onder de aarde, helpt ook voor een goede afwatering. Controleer de potten regelmatig op uitdroging.
- Bodemtype: goed doorlatende, luchtige grond.
- Zware kleigrond? Meng met compost of zand voor betere drainage.
- PH-waarde: streef naar een pH van 6 tot 7 voor gezonde groei én intense bloemkleuren.
- Licht: de meeste bloembollen houden van zon of halfschaduw.
- Klimaat en zonuren: hoe meer zon, hoe rijker en intenser de kleuren.
- In potten: gebruik potgrond met goede afwatering en gaten onderin.
Niet alle bloembollen, knollen en wortelstokken kunnen tegen kou. Sommige soorten zijn volledig winterhard en kunnen zonder probleem in de grond blijven tijdens de winter, terwijl andere gevoelig zijn voor vorst en extra bescherming nodig hebben. Het is dus belangrijk om te weten welke soorten je hebt geplant, zodat je ze op de juiste manier kunt verzorgen tijdens de koude maanden.
Niet-winterhard zijn onder andere:
- Dahlia’s
- Tulpen (met uitzondering van Botanische tulpen)
- Hyacinten
- Begonia’s
- Canna’s
- Gladiolen
- Calla’s
Deze soorten overleven geen temperaturen onder het vriespunt.
Haal ze voor de eerste nachtvorst uit de grond, laat ze drogen, verwijder de aarde en bewaar ze op een droge, vorstvrije plek.
Winterhard (blijven in de grond) zijn onder andere:
- Narcissen
- Krokussen
- Muscari
- Alliums
- Galanthus
- Anemonen
- Camassia
- Iris
- Lelies
- Vaste planten
Deze bloembollen, knollen en wortelstokken kunnen temperaturen tot -15 °C aan, mits de grond goed doorlatend is.
Vorstgevoelige bloembollen beschermen
Bij strenge vorst kun je jonge scheuten extra beschermen met blad, stro of vliesdoek.
Bloembollen zijn niet alleen geliefd bij tuiniers, maar ook bij dieren en insecten. Houd rekening met deze natuurlijke vijanden:
Muizen en woelmuizen
Eten bloembollen zoals tulpen, krokussen en anemonen op
Wat kun je doen?
· Plant in mandjes of draadkorven.
· Vermijd voedselrijke grond die muizen aantrekt.
· Gebruik eventueel natuurlijke afweermiddelen zoals knoflookextract of lavameel.
· Plant Fritillaria, muizen houden niet van de geur van deze bloembol en bloem.
Mollen en woelratten
Verstoren plantstructuur en kunnen bollen omhoog duwen
Wat kun je doen?
· Gebruik mollengaas of fysieke barrières.
Slakken
Vreten jonge scheuten op, vooral bij dahlia’s en hosta’s
Wat kun je doen?
· Zet slakkenvallen of gebruik biologische slakkenkorrels.
· Plaats koperen ringen rond jonge planten.
· Strooi koffiedik of eierschalen als natuurlijke barrière.
· Verwijderen slakken handmatig vroeg in de ochtend of wanneer het gaat schemeren.
Emelten en engerlingen
Deze larven vreten aan wortels en jonge knollen
Wat kun je doen?
· Houd de bodem luchtig en goed gedraineerd.
· Gebruik aaltjes (nematoden) als natuurlijke bestrijding.
Vogels
Trekken soms net geplante bollen uit de grond
Wat kun je doen?
· Bedek het plantbed tijdelijk met gaas of takken.
De bloei is voorbij, maar dat betekent niet dat je klaar bent. Wat je ná de bloei doet, is minstens zo belangrijk voor de gezondheid van je planten én voor een rijke bloei in het volgende seizoen. De nazorg verschilt per planttype: voorjaarsbloeiers, zomerbloeiers en vaste planten hebben elk hun eigen aanpak.
Voorjaarsbloeiers (zoals tulpen, narcissen, hyacinten, krokussen)
Na de bloei kun je de verwelkte bloemen voorzichtig wegknippen om te voorkomen dat de plant energie steekt in zaadvorming. Laat het loof altijd volledig afsterven, dit is cruciaal, want via het blad slaat de bol energie op.
- Niet afknippen zolang het blad nog groen is.
- Laat het blad geel en dor worden voordat je het verwijdert.
Zijn tulpen meerjarig?
Tulpen worden vaak als eenjarige bloeiers beschouwd, maar dit hangt af van de soort én de omstandigheden:
- Grote cultivars bloeien vaak maar één keer goed. Er zijn meerjarige tulpen die bewezen hebben dat ze nog een jaar kunnen bloeien, maar meestal bloeien ze minder rijk.
- Botanische tulpen zijn wél meerjarig en verwilderen goed, vooral in zonnige, goed doorlatende grond. De bollen kun je in de grond laten zitten.
- Wij adviseren om tulpenbollen na de bloei uit de grond halen zodra het loof helemaal is vergeeld (met uitzondering van Botanische tulpen). Laat de bollen goed drogen op een luchtige, donkere plek en bewaar ze daarna koel en droog tot het volgende plantseizoen. Zo geef je ze de rustperiode die ze nodig hebben. Plant ze in het najaar opnieuw voor een frisse start in het voorjaar.
Andere voorjaarsbloeiers zoals narcissen, krokussen, blauwe druifjes en sneeuwklokjes zijn wél meerjarig en zeer geschikt om te verwilderen. Ze kunnen jarenlang op dezelfde plek blijven staan zonder dat je ze hoeft te rooien.
Zomerbloeiers (zoals dahlia’s, begonia’s, gladiolen, calla’s)
Zomerbloeiers bloeien tot de eerste nachtvorst. Daarna:
- Knip het loof terug zodra het door vorst is aangetast.
- Graaf de knollen op, laat ze drogen en bewaar ze op een droge, vorstvrije plek (bijvoorbeeld in een kistje met zaagsel of turfmolm).
- Label de soorten zodat je ze volgend jaar makkelijk herkent.
Zomerbloeiers zijn gevoelig voor vorst en mogen dus niet in de grond overwinteren, tenzij je in een zeer zacht klimaat woont, de knollen beschermt met stro of blad, of ze in goed beschutte potten hebt geplant.
Vaste planten (zoals pioenen, Salvia, Astilbe)
Deze planten komen jaar na jaar terug en vragen minder nazorg:
- Knip uitgebloeide bloemen weg, maar laat het loof zoveel mogelijk staan tot de herfst.
- In het najaar kun je het afgestorven blad terugsnoeien.
- Lelies kun je in de grond laten, mits ze niet te nat staan in de winter.
- Irissen kun je na de bloei splitsen en verplanten als de pollen te groot worden.